5/12/2016 – 16/03/2023
Dag mijn liefste Hartevrouwtje,
Pas een paar dagen oud was je, toen we je voor het eerst mochten komen bewonderen.
Mijn oog trok vanaf het begin naar jou. Toen je vier weken oud was hield ik je in mijn handen. Je keek me aan, recht in mijn ziel, recht in mijn hart. Alsof je wilde zeggen ‘neem mij maar, wij passen bij elkaar’.
En zo namen we je 6 jaar, 1 maand en 16 dagen geleden mee naar huis.
Na verdriet om het heengaan van Ruby, en pas twee jaar daarvoor van Tara, bracht je de zon terug in ons leven. We waren zo blij met je. Ons lieve, mooie meisje.
Je was een lief meisje, met een lekker pittig karakter en we hoefden elkaar maar aan te kijken om te weten wat je wilde, met die mooie bruine ogen van je.
Je was pas 10 maanden oud toen we voor de gein meededen aan een clubmatch van de Havanezer club. Je deed het daar zo goed dat we verder met je gingen showen en binnen de kortste keren was je Nederlands Kampioen. Wat waren we trots op je.
Door jou haalde ik een oude droom van stal, de droom om te gaan fokken. En de wens was om een dochter van jou aan te houden en ook daarmee verder te gaan. Een eigen gefokt teefje, een dochter van jou.
Twee nestjes
Twee nestjes heb je ons gegeven, maar dat ging niet van een leien dakje. De pups in je eerste nestje waren wat klein en één pupje, je enige dochter, moesten we na vier dagen laten gaan. Wat was je een topmoeder, zo bezorgd en lief voor haar pupjes. Je tweede nestje leverde zes pupjes op, waarvan er drie dood ter wereld kwamen. Ons was duidelijk dat er iets niet goed moest zijn en we besloten niet verder met je te fokken.
Inmiddels hadden we Abby in ons leven mogen verwelkomen en hoewel je haar in het begin een kleine, lastpak en indringer vond werden jullie vriendinnetjes en met z’n allen beleefden we heerlijke avonturen. Overal gingen we samen naartoe, heel af en toe, als dat niet kon bleven jullie thuis, maar ik wist dat je dan lag te wachten tot we weer thuis kwamen. Heerlijke verhaaltjes heb ik uit jouw naam geschreven. Verhaaltjes waaruit bleek wat voor lief boefje jij was. Ik kon het je allemaal horen denken, ik hoefde het alleen maar op te schrijven.
Abby kreeg pups, begin dit jaar, en jouw moederinstinct jankte het uit, je wilde zo graag bij die pupjes en ze verzorgen. Toen ze eenmaal groot genoeg waren om rond te mogen lopen vond je ze minder leuk en lag vaak hoog en droog op de bank, onbereikbaar voor die kleine scherpe tandjes die zo graag aan je oren wilden hangen.
Als je loops moest worden zag ik dat al weken van te voren, omdat je dan verschrikkelijke jeuk kreeg. Jeuk waar je helemaal gek van werd en die drie maanden aanhield. Elke loopsheid werd je schijndracht heftiger, janken, piepen, me aankijkend alsof je wilde zeggen ‘help me toch’.
En dat wilden we doen. Je helpen door je te laten castreren. Het leek ons een goed moment om daarmee te wachten tot de pups weg waren.
Telefoontje
Eindelijk was het zover. Karel bracht je weg, om 9:00 uur. Rond 14:00 uur zouden we gebeld worden wanneer we je weer op konden halen.
Het leek ons goed om ondertussen even met Abby en Holly, de pup die bij ons bleef, naar de markt te gaan. Voor Holly is het goed dat ze nu zoveel mogelijk kennis maakt met nieuwe situaties. We liepen nog maar net op de markt toen de telefoon ging en ik zag dat de dierenartspraktijk me belde. Ik wist gelijk dat het foute boel was. Net zoals ik in de week daarvoor steeds het gevoel gehad had dat het niet goed af zou lopen. Gevoel dat ik achteraf niet had moeten negeren maar dat ik met mijn verstand het zwijgen oplegde.
De operatie was achter de rug maar er waren complicaties opgetreden. Tijdens het hechten van een bloedvat scheurde dit af en bij elke poging om het hogerop te hechten scheurde het verder tot er geen ader meer over was. Met twee man sterk probeerden ze de situatie onder controle te krijgen. Je buikholte liep vol bloed en in de diepte probeerde de dierenarts te redden wat er te redden viel. Geen ader meer over om te hechten, uitgekomen bij een grotere ader probeerde hij het daar dicht te maken door een band, die om de maag ligt, over het gat te leggen en dat vast te maken. Wat hij pas later zag was dat hij een stukje van de pancreas had meegehecht. Een hechting er onder door gelegd en toen geprobeerd om de hechting door de pancreas weer los te maken. Het lukte niet, dus moest er toch gesneden worden in de pancreas. En dat vindt de pancreas niet leuk, zo vertelde de dierenarts.
Eind van die middag haalde ik je doodziek weer op. Letterlijk meer dood dan levend. De eerste 24 tot 48 uur was de kans groot op nabloeding. Dus hielden we je 24 uur per dag in de gaten. We sliepen ’s nachts om beurten bij je. Ik het eerste deel van de nacht, Karel het laatste deel van de nacht. En zo telden we de uren, want elk uur dat je er nog was hadden we weer gewonnen. Je had dorst, dronk, maar spuugde het ook weer uit.
Gebraakt
En zo zwoegde je verder, uur na uur. De eerste 24 uren gingen voorbij. Je was er nog. De volgende 24 uur gingen voorbij. Je was er nog. De 24 uur daarna zagen we je achteruit gaan. Je weigerde vocht en in de nacht verslechterde je situatie. Je had gebraakt, je temperatuur was gedaald en je lag te trillen en te steunen van de pijn. De dierenarts, die mij zijn privénummer had gegeven en die ik wakker belde, liet ons gelijk komen. Echo werd gemaakt, gelukkig geen vocht in de buikholte, dus geen bloeding. De conclusie kon getrokken worden dat je pancreas nu begon op te spelen. Je kreeg pijnmedicatie en iets tegen de misselijkheid en zo namen we je weer mee naar huis. Met angst in ons hart maar met hoop zolang jij nog je best deed.
Die maandag ging je verder achteruit. Er kwam geen vocht meer binnen en dus moest je opgenomen worden. Infuus in je pootje, die pootjes waarvan je het altijd zo vervelend vond als ik die borstelde. Die maandagavond ging ik nog bij je op bezoek, ik hoopte je iets beter aan te treffen dan we je die middag hadden achter gelaten. Maar je was zo mogelijk nóg zieker dan toen je gebracht was. En terwijl wij die nacht geen oog dicht deden, in elkaars armen lagen te huilen en ik in mijn grootste nachtmerrie al 1000 keer afscheid van je had genomen knabbelde jij dat rot infuus er uit. Opnieuw werd er een infuus aangebracht, nu in je andere poot en die nacht kreeg je een kap op om te voorkomen dat je het er weer eigenhandig uit verwijderde.
Maar tot zijn stomme verbazing ontdekte de dierenarts in de ochtend dat je die kap had weten los te krijgen en opnieuw het infuus er uit had gehaald. Wilde je ons laten weten dat het genoeg was? Maar we konden jou toch nog niet missen meisje? Je moest doorvechten, dat móest. Er was geen noodzaak om je in de kliniek te laten blijven. Overdag had je wat gedronken, je was alert, hield alles met je draaiende oogjes in de gaten dus in de avond haalde ik je op en nam je mee naar huis. Voor ik met je naar huis reed vroeg ik nog aan de dierenarts hoe hij je kansen inschatte. Hij was positief. Na bijna een week was je er nog. Je had geen nabloedingen gehad en die verwachtte hij nu ook niet meer. Je moest van ver komen en het zou een tijd duren maar hij verwachte dat je er boven op zou komen. En ik wilde hem geloven. Maar wat was je ziek! Zo zo vreselijk ziek. En wat had je een pijn, je steunde en kreunde bij elke ademtocht.
Jankend
In de bench lag je afgelopen nacht naast ons bed. Zachtjes huilend. Zachtjes piepend. Zachtjes jankend. En ik was bang! Zo bang.
Omdat we inmiddels allebei op ons tandvlees liepen besloten we weer op te splitsen, Karel het eerste deel van de nacht bij jou, ik het tweede deel. En zo vertrok ik naar de logeerkamer, amper een oog dicht doend.
Om zes uur hoorde ik je dwars door de muur heen en ik ging naar je toe. Volgens Karel maakte je geluid in je slaap want je lag rustig, ik keek bij je en dacht dat hij gelijk had. Maar waarom maakte je dan zo’n geluid? Dat moest haast wel van pijn zijn.
Een half uurtje later gingen we naar beneden, Karel en ik. Jij lag te slapen en dus lieten we je met rust. De pups uitgelaten en eten gegeven. Abby uitgelaten. Ondertussen steeds even bij je kijken of je al wakker was. Dat was niet zo en dus namen we een kopje thee. Ineens hoorde ik je blaffen, alsof je wilde zeggen ‘hallo, ik ben er ook nog, zijn jullie me niet vergeten?’.
Karel haalde je op en ik nam je mee naar buiten voor een plas. Je stond waar je stond, en deed een paar stapjes en stond dan weer waar je stond. Ik tilde je op en zette je in het gras. En nadat je een plas had gedaan nam ik je weer mee naar binnen op mijn arm. Je legde je hoofdje in mijn hals, op mijn schouder. Was je het vechten moe, mijn schat?
Ik legde je in de ren, buiten bereik van de pups, op je favoriete kleedje, dat kleedje waar Ruby ook zo gek op was. Je dronk nog wat. Ik gaf je je medicatie. Karel ging douchen, daarna ging ik douchen. En zo probeerden we de tijd vooruit te kijken. Elke minuut, elk uur was er één naar verder herstel. Ik besloot er even met de pups op uit te trekken, ten slotte gaat hun socialisatie ook door. Karel bleef thuis, bij jou en bij Abby.
‘Ze beweegt niet meer!’
Na anderhalf uur was ik terug. Een van de pups had gespuugd in de auto en ik was even druk met het autostoeltje naar binnen tillen en de pup schoonmaken. Bij het binnenkomen van de kamer begroette ik je ‘dag lieffie van me, dag mijn Aylaatje’. Je keek me aan en in mijn ooghoek zag ik dat je ging verliggen. Karel zette een kop koffie voor me neer en samen gingen we op de bank zitten. Maar eigenlijk direct stond Karel op en liep naar je toe. Hij zei niets maar ik voelde dat het mis was. ‘Wat is er?’ Vroeg ik vol angst, maar hij zei niets. ‘Karel, zeg iets, wat is er’ zei ik. En toen die verschrikkelijke woorden ‘Anja, ze beweegt niet meer, ze is dood!.
Ik heb gegild, heb me op mijn knieën naast je laten zakken. NEEEHHHH niet Ayla, niet mijn lieve lieve Ayla, maar ik zag dat hij gelijk had. Je was weg! Voor altijd vertrokken.
In elkaars armen hebben we het uitgeschreeuwd, Verbijsterd, vol onbegrip. Dit kan niet waar zijn. Onmogelijk. Niet onze Ayla. Niet onze lieve Ayla.
Och meisje, wat heb je gevochten. Wat heb je een pijn gehad. Als ik geweten had dat dit de uitkomst was wat had ik het je dan gegund dat je in de narcose, op de operatietafel gebleven was. Die laatste week was een hel voor jou.
En nu moeten we verder leven zonder jou.
Nooit meer jouw koppie tegen mijn borst waarbij je me met je lieve bruine ogen aan keek.
Nooit meer jouw lijfje dat zich dicht tegen me aandrukte op de bank.
Nooit meer mee naar het strand.
Nooit meer knuffelen, nooit meer, nooit meer, nooit meer…………….. voelen hoeveel jij van ons hield.
We zijn gebroken. We zijn kapot. Hoe moeten we nu verder zonder jou?
We kunnen het gewoon niet bevatten. Maar het is de keiharde realiteit.
Zo breng je een gezonde hond weg en zo is ineens het einde daar.
Onvoorstelbaar.
Dag lief meisje van me. Bedankt voor al je liefde. Wat heb je ons daar veel van gegeven.
We zullen je nooit vergeten. Voor altijd in ons hart.
Rust zacht lieve schat.

